Jij bent het beste wat me het afgelopen jaar overkomen is

Jij bent het beste wat me  het afgelopen jaar overkomen is

‘’Ik heb in korte tijd zoveel rommel opgeruimd, en voel me zoveel lichter. Je bent een topvrouw, bedankt!’’

Dit schreef mijn cliënt als vervanging van een kerstkaartje. Een vrouw die in haar eentje haar twee kinderen opvoedt. Gewoon een stoer wijf!

Ze volgde me al een tijdje op Social media. Instagram, LinkedIn en Facebook, en natuurlijk mijn website, en mijn filmpjes. Ze durfde geen contact met me op te nemen.
Toen ze het toch deed, ging haar leven, en dat van haar kinderen, in stroomversnelling.

Depressie, probleem, oplossing
De oplossing zit in jezelf

Een afspraak met mij is gauw gemaakt.

Meestal heb ik nog wel ergens een gaatje in de week, of de volgende om met jou te werken. En soms moet je er een vrije dag voor  opnemen.

Wanneer je één keer in de vier weken bij mij voor een sessie komt, krijgen je geest en je lichaam de tijd om te verwerken. Je geest begrijpt het eerder, maar meestal heeft je lijf iets meer tijd nodig. Want het is een proces, dat maar door en door gaat.

En mocht je bang zijn, het ergste komt toch nooit eerst. Ik stuur je, meestal  een schriftelijke intake waardoor alles ‘’een beetje door de war’’ gaat.
En dat is ook mijn bedoeling dat jij door de war gaat. Want als je alles op zijn plaats wilt houden, dan komen wij samen niet verder. Eerst eens goed husselen en kijken wat je wilt houden en wat je kwijt wilt.

Maar ik wil altijd eerst een gesprek met je. Om je probleem scherp te stellen. Dat lukt meestal in twintig minuten wel.
Wat ik doe is zoeken naar je strategie. Eentje die je destijds, toen je 12 of 16 of 5 was hebt moeten toepassen om te overleven. Of soms was je al 30, dat kan ook.

De meeste ouders zijn gewoon liefdevol en doen hun uiterste best om iets

van de opvoeding te maken.  Sommige ouders weten niet zo goed hoe  ze ‘’leven’’ voor moeten doen, omdat ze zelf nog pijnlijke onverwerkte stukken met zich meedragen.
Ook weer meegekregen van hun ouders. En die ook weer, sommige familiekettingen gaan generaties lang terug. Ergens ontstond het bijvoorbeeld ‘’altijd hard moeten werken’’.
Omdat er anders honger was. Of ergens ontstond ‘’het geweld’’ binnen het gezin. Geweld waar over gezwegen werd. Anders brak je de code van het gezin.

Dus je hebt zwijggezinnen, daar waar nergens over gepraat werd. En je had gezinnen waar zoveel gepraat werd, dat het praten om het praten was. Om de stilte te vermijden. Uit wat voor gezin kom jij?

Copyright Laura Daggers-de Koning 2021

 

Kortverhaal Haarlemmermeer over de buurman

Buurman

Ik had hem nooit van dichtbij gezien. Meestal zag ik hem op een afstand over zijn eigen boerenland lopen wanneer ik over de weg naar huis fietste. Dan bleef hij me volgen met ogen die als wespenangels in mijn rug haakten. Alsof hij me wilde steken en daarna verlammen. Als een bezetene fietste ik naar huis. Thuisgekomen smeet ik mijn fiets in de schuur en rende naar binnen.
“Was het weer zover?” vroeg mijn moeder en lachte fijntjes.
“Je zult er wel aan wennen, mannen zijn nu eenmaal jagers”.
“Hoezo, hij had helemaal geen geweer bij zich” hijgde ik in mijn domme onschuld.
”Ach, je komt er nog wel achter kind”. Het was een van haar vaste gezegdes.
hoofddorp Haarlemmermeer

Ik snapte niks van haar en van de wereld.

Ik snapte niks van mannen en nog minder van jagers. Wel voelde ik hoe mijn lichaam hier nieuwsgierig en geprikkeld op reageerde. Ik was dertien, geen kind en geen vrouw. Mijn plan was: alles en nog veel meer uit dit leven halen. In ieder geval meer dan mijn moeder, die met een boerenknecht getrouwd was en als enig uitje schoonmaken mocht op de boerderij.
Die enge buurman, waar we nooit kwamen, woonde slechts een paar honderd meter bij ons vandaan.
Het was een warme septemberdag. Toen de school uitging fietste ik naar huis om me snel te verkleden. Met aardappels rapen kon ik extra geld verdienen voor een duster. Nog maar net in de raappositie, met vóór me het stuk gerooide aardappels, naderde zijn korte gestalte. Het was de oude boer van hiernaast. Zijn ogen verslonden mijn lichaam. Toen we als arbeidersgezin hier kwamen wonen zei mijn moeder over hem: “Zorg dat je nooit met deze man alleen bent, want deugt niet”.

Mijn moeder overdreef altijd.

En daarbij, ik maakte zelf wel uit wat ik deed. Ik had ervoor kunnen kiezen om weg te lopen. Maar ik wilde zó graag de roze gewatteerde duster met kanten ruches kopen, die ik in de manufacturenwinkel gezien had, dat ik het metaaldraden mandje voor me uit bleef schuiven. Vól moest die mand, en de volgende ook. Met twee handen tegelijk raapte ik zoveel mogelijk aardappels in één keer. Als ik flink doorwerkte, kon ik wel vijf mandjes in een half uur halen.
Toen hij vlak voor me stond, sprak hij me vanuit de hoogte aan. Met zijn linkerlaars trapte hij enkele aardappels die ik nog moest rapen, diep de klei in. Mijn moeders woorden maalden door mijn hoofd.
“Zo, wie ben jij?” vroeg hij, zijn onderlip naar voren duwend. Ik wist niets uit te brengen, terwijl ik toch niet op mijn mondje gevallen was. Omdat ik pasgeleden mijn lange haar in een “beatle-kopje” had laten knippen, kon ik mijn gezicht niet verbergen.
Uit de klei getrokken
“Ben jij van híér?” ging hij verder en stak zijn duimen achter zijn bretels waardoor zijn buik naar voren helde. Ik zat op mijn knieën en liet mijn achterwerk langzaam op mijn enkels zakken. Mijn ogen strak gericht op een punt aan de horizon, kon ik zijn ogen vermijden. Slechts het standsverschil, dat ik een dertienjarige dochter van de boerenknecht en híj landeigenaar van hiernaast was, zorgde ervoor dat ik niet wegvluchtte.
“Ja, ik woon sinds een jaar naast boer van Beem”, antwoordde ik kortaf.
Ik krabbelde omhoog en bekeek mijn vieze handen uitvoerig. Ik voelde hoe zijn ogen mijn lichaam aftastten en voelde me steeds onbehaaglijker. Toen ineens, keerde hij zich, zonder te groeten om, en beende over de nog ongerooide aardappelruggen richting boerderij. Met trillende handen streek ik de vieze vingers door mijn haar. Kleikorreltjes vielen naar beneden. Mijn adem stokte, mijn keel hoestte stof uit.
Mijn hoofd draaide zich af naar de nog ongerooide aardappelruggen die bedekt waren met blauwwitte bloempjes, die op hun groene loof zachtjes met de wind meebewogen. Nog één keer keek ik. Zijn bruine manchester broek slobberde om zijn benen. Vastbesloten geld te verdienen, zakte ik weer door mijn knieën. En dacht alleen nog aan de dertien gulden voor mijn duster.
Na het aardappelseizoen kwam boer van Beem bij ons aan huis. Hij kwam nooit zomaar langs. “Willem”, zei hij tegen mijn vader, “Het is al dagen stil op de boerderij van de oude boer hiernaast. Wil je er eens gaan kijken?”
“Ik ga niet alleen”, verweerde mijn vader zich, terwijl hij stuurs lángs de jonge boer keek. Samen gingen ze poolshoogte nemen. Nooit vergeet ik de uitdrukking op mijn vaders gezicht, toen hij terugkwam. Op mijn moeders vragende blik knikte hij zwijgend. Zijn ogen in een donkere blik naar binnen gekeerd.
Vooraf had de boer een uitgebreide maaltijd tot zich genomen. Een mierenkolonie en strontvliegen waren bezig de overblijfselen op te ruimen. Hij had een dik touw bij de ijzerwarenwinkel aangeschaft.
“Hij deed vieze dingen met jongens, hij moest zitten”, zei mijn moeder.
“Blijkbaar wilde hij liever hangen dan zitten”, giechelde ze en wriemelde zenuwachtig aan de stof van haar schort.
Mijn jongere buurjongens die dichter bij de man woonden en waar ik soms mee speelde, waren die dag achter de mannen aangeslopen. Jammer genoeg had geen van de vaders het ze verboden. Op een middag trof ik ze vechtend over de grond aan.
“Blauw was hij”, gilde de één. “Nietes, paars!” gilde de ander met overslaande stem. Ik wilde ze uit elkaar halen maar wist niet hoe.
“Hou op”, stampvoette ik. Toen ze mij opmerkten kwam er verandering in de kluwen. Grijnzend kwamen ze op mij af. Schel lachend draaiden ze bokkensprongen makend om me heen. “Zo ging het, zijn ogen puilden uit zijn gezicht. Kijk zo”.
De oudste tilde de jongste omhoog terwijl zijn handen diens keel dichtknepen. Dunne jongensbenen spartelden amper boven de grond. Het gepijnigde gezicht zwol rood op. “Nee, niet doen”, schreeuwde ik en sloeg mijn handen voor mijn gezicht. Door mijn vingers heen zag ik hoe die grote almaar bleef doorgaan. Machteloos en te bang dat ze mij ook zouden pakken, bleef ik trillend stilstaan. Vastgekleefd aan de vloer. Toen het gekreun wegstierf ging ik er als een haas vandoor.
Vroege zonnestralen verlichten de slaapkamer. Aan de kastdeur hangt mijn roze duster. De enge boer hebben ze begraven. De buurjongens hoef ik voorlopig niet meer te zien.

Copyright

Laura Daggers Transpersoonlijk Regressietherapeut Haarlemmermeer